wiebelt wind
in de namiddagbomen
van mijn zonnige zondagtuin,
wilt U dan
voorbij mijn blaadjes komen
langswaar ik in alleen-zijn struin ?


wiegelt wee
op lange-stelen-bloemen
het verdoken zijn van een vriend,
zal U dan
de felle kleuren noemen
die U voor mij hebt uitgekiend ?


hoor het Woord
op kuise kousevoeten
binnenschuifelen in mijn huis
doet U mij
Uw overluchtse groeten
en haalt U zo Uw slag weer thuis ?


nader nauw
met blauwe vliezenvleugels
bange binnenkant van mijn bos
kom me nu
bevruchten op de heuvels
en laat mijn takken nooit meer los.

© L. Steenberghs 


1 juni 2006