Grote God, zee van liefde,
bron van kracht, begin en einde,
alomtegenwoordig, maar
ongezien, onvoorstelbaar …
 
Als ik me U voorstel als de oceaan,
weet ik dat we op Uw stranden mogen staan,
aan Uw kusten mogen rusten
tot de zee ons roept,
dan in Uw eeuwig deinende liefdesgolven
opgenomen bij U mogen komen.
 
Nu sta ik op het strand met lege hand
enkel maar te kijken naar woeste zee,
onherbergzaam, meedogenloos, kil en zout.
 
Mijn naakte mensenlijf, zo klein en koud
kan in U niet bestaan.
Ik kan slechts aan Uw grenzen staan.
 
Grote zee, mijn lege hand voelt een druppel
en ik weet dat U die druppel daarin deed.
 
Geef mij iedere dag een druppel uit Uw liefdesoceaan
en ik zal met ontzag, bewondering, dankend
op Uw vloedlijn staan, landinwaarts gaan,
het lied zingen van de zee, telkens weer
Uw lied, en zo van U getuigen, Heer.
 
30 juli 2005 voor een geloofsgenote ter deelneming, sindsdien meermaals gebruikt.