Een lange rij op weg naar de morgen,
Kometenstaart in eindeloos duister.
Voorbij aardse vreugd, verdriet en zorgen
Op de weg naar onbekende luister.
 
Nederigen mogen op de linkerbaan
Zachtmoedigen lopen daar weer achteraan
Vredestichters lachen, vrede is alom
Vervolgden zien liefde, overal rondom.
 
Het licht van de Heer verslaat het duister,
De poorten van de stad blijven open
Geven toegang tot rijkdom en luister
Er is, nu hoef je nooit meer te hopen.
 
Maar vandaag: ik heb tranen in mijn ogen
En ik weiger ze nu te laten drogen.
Ik zie ze nog steeds, hun ogen vol van licht,
Hun handen; zie in hun levende gezicht.
 
Wij hebben samen met elkaar geloofd
Dus wil ik jullie niet vergeten, nooit.
Jullie horen in mijn hart, ziel, mijn hoofd,
Tot het eens, het nieuw begin, tot het ooit.
 

Jesaja 60,1-11.17-22/Matteüs 5,1-12