De vlinder die eens een rupsje was, had zichzelf in een cocon geweven. 
Toen kwam de dag dat hij uit vliegen mocht, met God's zegen. 
Hij fladderde wat af en aan en leek nimmer moe, met zijn prachtige vleugels vloog hij overal naar toe. 

Een wijze uil in hoge boom keek op de vlinder neer. 
Hij zei het gaat niet goed met jou, je vleugels willen niet meer. 
De vlinder zei: Ik geef niet op, het is nog niet gedaan en trots en dapper is hij met vliegen verder gegaan. 

Niet veel later zag de uil de vlinder weer, verscholen in de struiken, moegestreden, hij kon niet meer. 
De uil zei hem: je hebt gestreden, geleden en gevochten, nu mag je gaan. 
De vlinder keek de uil nog even lachend aan en is toen naar God zijn Vader toe gegaan......................