Het is voorbij,
de woorden zijn gesproken.
Haar lichaam werd tot as,
haar geest is niet gebroken.
Haar lied klinkt door
in ’t englenkoor.
Al is mijn stem gebroken,
eens op een dag
zing ik en lach
geef ik haar woorden door.
Haar levenslied
vergeet ik niet.
Want o, wat was
en is het fijn
haar oudste kind te zijn.