De bomen hebben
de warme zomer
losgelaten.
Hun hout verlangt
naar de herfst in kleur.

Jouw vrienden,
de pauw en de eenden,
gaven je, telkens weer,
hoop op een nieuwe morgen.

Al bijna een eeuw
woonde je onder ons.
Vele herinneringen,
vele levens.
Het is alsof je er
altijd was...

Ook al voelde het leven
oud en moe,
dan keek je naar jouw boom.
De duiven willen er 
nog steeds in nestelen.

Rust nu maar 
in de tuin der doden,
langs jouw vijver.
De hoge grassen wuiven
naar je, in een stil afscheid.

Het avondrood vult de dag,
stil openbloeiend
naar een nieuwe morgen.

We zijn U zo dankbaar, Heer,
voor de tijd dat vader
bij ons was.