Als een bedevaart in de heuvels,
een levende wenteltrap,
zwoegt zich de stoet naar boven.
Men vermoedt dat Hij daar is,
de Rabbi, de Godzoeker
die hoop heeft gebracht.
 
Ze sjouwen met ouderen,
kinderen, zieken en roemen
onder het klimmen
zijn helende handen.
“Hij is goed, toegankelijk,
zal ons de hand opleggen.”
 
Daarboven wachten vrouwen,
Magdalena, Johanna
en anderen om hen bij te staan.
Ze nemen de kinderen over,
steunen ouden van dagen,
bezorgen zieken een plekje.
 
Ze hebben grote kruiken
met water, en wonderlijk,
dat raakt niet op.
“Hij zal u helpen, zeggen ze,
zoek alvast een plaats,
Hij heeft zulke goede handen.”