Die morgen bakte ze het brood,
ze deed de broodjes in een zak,
haar kleine jongen werd al groot
hij at er vijf met groot gemak.
Ze stopte er twee visjes bij,
zo was het wel genoeg.
Ze zwaaide hem nog even na
het was nog vroeg.

Die avond kwam de jongen weer,
zijn ogen straalden van plezier.
Ik gaf mijn broodjes aan de Heer,
ik zei : ‘k heb ook twee visjes hier’
en met mijn brood van deze dag
gaf hij de mensen eten.
Er was genoeg voor iedereen  
en niemand werd vergeten.

De moeder en haar jonge zoon
verwonderden zich zeer.
Maar ook voor ons is ‘t wonderschoon
dit voorbeeld van de Heer.
Zijn zegenende handen
delen genadebrood.
Hij biedt de mensen leven aan
en redt hen van de dood.

De kleine jongen leerde daar
dat Jezus wonderen doet
wanneer je zomaar op je weg
het Levend Brood ontmoet.