Hij loopt over straat
met een bos rode rozen,
het is bijna Valentijnsdag.
Die rozen heeft hij
voor zijn liefste gekozen
voor haar ging hij eens overstag.

Hij moet aan haar denken
in een stil verlangen.
Waar zou zijn liefste nu zijn?
De tranen die biggelen
over zijn wangen.
Liefde doet soms zoveel pijn

Hij staat bij een hek
en dat hek doet hij open.
’t Is zwaar en het kraakt ook ietwat.
Hij moet nu naar haar
nog een klein eindje lopen
over een kiezeltjes pad.

Dan staat hij bij haar
ze zijn even samen,
maar eig’lijk staat hij alleen.
Niet op haar deur
staan te lezen haar namen,
maar op een marmeren steen.

En boven haar namen
daar staat er geschreven
dat niets sterker dan liefde is.
Hij heeft haar symbolisch
de bos rozen gegeven
doordrenkt met zijn traan van gemis.

Hij hoopt dat hij eens
aan de eeuwige stranden
weer bij zijn liefste zijn mag
Dan gaat hij naar huis
droevig, met lege handen.
Het is bijna Valentijnsdag