In de alledaagse drukte,
werd ik opgeschrikt door hem,
oude grijze wilde haren
en een donk're zachte stem.

'k Zag hem staan, - zoals wel vaker -
door het ruitje van mijn deur.
'k Dacht, oh nee, daar zul je 't hebben,
net nu 'k druk ben dat gezeur...

Heb je even tijd voor 't oudje?
- vroeg hij toen ik opendeed -
'k Gaf als antwoord, ja natuurlijk,
blozend daar 'k de waarheid meed.

't Kostte immers weer een dagdeel,
't was niet echt bepaald mijn ding.
Afijn, ik bood hem toch maar koffie
en vroeg hoe 't verder met hem ging.

Goed, gezellig hoor, zo even
saam te kletsen met elkaar.
'k Voel me door jouw ''warme welkom''
niet zo eenzaam meer, vandaar!

Schamend voor mijn eer'dre onwil,
raakten wij in diep gesprek.
't Waren woorden van de Vader,
die Zijn kind'ren in gebrek,

keer op keer Zijn hand doet reiken,
door Zijn Geest die in ons werkt.
'k Schoof mijn onwil maar opzij,
toen hij dat had opgemerkt.

't Waren woorden vol van liefde,
woorden, dankend voor Zijn kracht.
'k Dacht, natuurlijk, 't was Gods Geest
die jou leidend hierheen bracht.

'k Vroeg wat later, toen hij opstond,
kom gerust maar weer eens aan.
'k dankte God voor deze morgen,
'k mocht door hem Zijn Woord verstaan.

Woorden van een oude grijsaard,
werkten door Gods Geest en kracht.
't Bracht mij liefde voor mijn naasten,
't was God zelf die hem hier bracht.

'k Greep vervuld, - mijn hart vol warmte -
't werk weer peinzend langzaam aan.
Door de komst van 't grijze oudje,
mocht ik 's Heren Woord verstaan.

Hij is daarna nooit meer geweest.
'k Vroeg naar omhoog, waarom toch Heer?
Hij stelde mij toen zacht gerust,
Mijn kind, de grijsaard is niet meer...