Goliath die grote gozer
Daagde uit en werd steeds bozer
David dat knappe kleine kereltje
Kwam rechtstreeks van zijn schapenwereldje
Hij sloeg gewoonlijk slingerend zijn slag
En zei de reus vriendelijk gedag
Die was daar echter niet van gediend
En sprak: ‘wat moet dat kleine vriend,
Kom jij me hier belachelijk maken
Terwijl ik je God sta af te kraken’,
Maar David glimlachte en zei:
‘Die God is anders wel veel sterker dan jij,
Ik zal mijn slinger even pakken,
dan zetten mijn God en ik je flink te kakken’
Goliath werd rood en brieste woest
‘Weet jij wie er laatst heel nodig moest?
Jouw eigen koning van de schrik
en de enige die hij zag was ik’
‘Ik laat ook mijn koning niet beledigen
en zal hem tot op het bot verdedigen’
Riep David en hij greep een gladde steen
Al slingerend keek hij om zich heen
Maar het leger was geweken
Allen door de angst bezweken
Biddend sprak hij tot zijn Heer:
'Help me aub ook deze keer.'
Toen liet hij de slinger los
En de reus die was de klos
Hij kreeg de steen tegen zijn hoofd
En viel achterover als verdoofd
David pakte snel Goliaths zwaard
En heeft daarmee de klus geklaard
Het hoofd bracht hij bij de koning
En hij kreeg toen zijn beloning.