Stilte, onderbroken door een waarschuwende piep
van het complexe apparatuur, dat als beschermheer dient,
om een zo fragiel leven te doen ontkomen aan een eeuwig verlies.
Spaar het leven Heer, het geloofszaadje zit nog zo ondiep.

De zaal, nagenoeg verlaten op het bewusteloze lichaam na.
De ziel die door de schaduwlanden zweeft, die verloren is zodra
het zijn kracht verliest om nog enigszins te vechten, bijna
geeft het zich over, aan zijn onophoudelijk heenga.

’t Ziekenbed, de onbestendige rustplaats voor het geknakte leven,
geknakt als een sierlijke bloem boven gras in het veld verheven.
Vertrapt zodra het kwetsbaar is geworden, ten slotte verdwenen.
Heer, geef nog een kans om zijn ziel aan U te geven.

Zo onverhoeds in deze hachelijke situatie terechtgekomen.
Een dronken bestuurder, op een weg met weerszijden eikenbomen.
Haar geloof verwatert, niets van het Woord tot haar genomen,
hoewel ze juist van een kerkdienst was teruggekomen.

Laat haar toch in leven O lieve Vader, mijn Heer.
Dat ze haar kans nog krijgt, zelfs al is het nog voor een keer.
Zij zich weer naar U mag wenden, haar hele hart bekeert.
Want U schenkt leven en genade, alsmaar weer.