Als ziekte aan mijn lichaam knaagt,
hoop op genezing is vervaagd:
denk ik aan het Vaderhuis.

Verlies ik alle waardigheid,
met lijf en leden voer ik strijd:
Gods Zoon werd Man van smarten.

Haast is mijn levensweg gedaan,
straks ga ik door de doods Jordaan:
door engelen gedragen.

Hoe broos en zwak ook mijn bestaan,
mijn hoop en moed is niet vergaan:
Gods Geest wil Trooster wezen.

Want … élke haar die vallen zal,
mijn vele tranen zonder tal:
Gód telt ze! Heel mijn leven.

Johannes 14:1-3 - Jesaja 53:3 - Lukas 16:22
Johannes 14:26 - Lukas 12:7 - Psalm 56:9
(Dit gedicht is niet autobiografisch)