Er is iets kapot,
Gebroken in mij.
Het vuur is gedoofd,
Een muur om mijn hart,
Ik ben niet meer vrij.
'k Heb ooit wel geloofd
In liefde, in trouw,
Maar doe dat niet meer.
Want een gebroken hart,
Hoe licht ook,
Is pijnlijk, doet zeer.
Maar in het verdriet,
Daar in het duister,
Hoor ik een Stem,
Hoor ik mijn naam.
Eerst als gefluister,
Dan roepend, steeds harder.
En dan hoor ik Hem.
Dan zie ik een Man;
Een traan in Zijn oog,
Een speer in Zijn zij,
Een kroon van doornen.
Hij glimlacht omhoog,
Maar voordat Hij sterft,
nog eenmaal naar mij.
Dan zacht en geduldig,
Klinken Zijn woorden;
'Kind, je bent vrij!'

Imke van Barneveld