Nog tussen waken in en droom
hoor ik de eerste vroege vogel
even tikken aan het raam.

Riep mij iemand bij mijn naam?

Hoe gaf mij ooit een metronoom
zo levendig de maatslag aan
als in dit uur?

Ik open zacht het raam
ik wil het ritme der natuur
geen tel verstoren.

Wij zien elkander aan.

Ons beider vluchtige bestaan
voor wie het in geloof beziet
een toevend tijdloos toebehoren
aan Zijn lied.