Daar waar het wolkendek weer scheurt,
de zon verheugd de aarde kleurt,
met warme vreugdestralen,
ontbrandt een vuur in elke laan,
waar kleuren weer ontvlammen gaan,
schoon reeds de bomen kalen.

Na lange rijd van wolken, mist,
waarin ‘k mij soms verloren wist,
glanst nu de hemel open.
Het schijnsel brengt een warme gloed,
wat harten sneller kloppen doet,
op beet're tijden hopen …

Want door die open hemeldeur
ontsnapt nu weldra kleur na kleur,
in felle lichte tinten.
Het schijnt warempel wel een feest.
De stralen lijken nog het meest
op rijk versierde linten!

Het grijze waas met zwart doorzeefd,
wat hier zo lang gelegen heeft,
lost op in vage slierten.
Het somb're dekendek verdwijnt
en daar waar nu het zonlicht schijnt,
rept zich het ongedierte.

En als het herfstig jaargetij
met al het sombere er bij,
al zó'n palet van kleuren weeft,
wat ons dit rijke schouwspel geeft,
wie zal zeggen wat dan Mei
nog voor ons in petto heeft!

Ria Riksten Brouwer