Ik wil niet meer zo somber zijn,
maar op de lente wachten.
'k Zie al wat groeien, o zo klein,
wat bloemen die aan lente dachten.
De storm gooit alles even door elkaar.
Hij wil nog niet aan zonlicht denken.
Maar vogels zijn er wel mee klaar,
komen even in mijn tuintje 'tanken,'

Ik zou een vogel willen wezen,
die vliegt langs wind en water.
Die statistieken niet kan lezen.
En ook niet bang voor nu of later.
Me laten glijden op de snelle wind,
en niet meer denken, enkel weten
dat ik straks weer voedsel vindt,
en nooit Gods zorgen mag vergeten.