Herfst - het korten van de dagen:
de regen klatert statig neer.
Wind en storm brengen onmatig weer,
melden dat ik sterf, eenmaal voldragen.

Herfst - het kleuren van de bomen:
het leven waadt in nieuwe gloed
die mild mij stemt en stuwen doet
tot waar ik mij verberg. Geen kan er komen.

Behalve Eén. Mijn takken botten uit
door Hem in wie ik leef en ademhaal,
bemind mij weet, al voel ik vuil en vaal.

Want nu 'k ontluisterd ben, mijn bladerpraal
is afgegleden - koud ben ik en kaal,
doorwinter 'k in zijn licht dat niemand stuit.