Hier op de oergrens
waar 't zand en de zee
mild elkander ontmoeten
ademt de stilte
waden mijn voeten
als ware er nimmer 
een mens nog gegaan.
Hier op de grens
vangt het léven aan:
rollen de golven
verwaterd aan land,
davert de bruisende
branding het strand op
en fluistert beloften
in koppen van schuim.
Hier op de oergrens
in schaduw van 't duin
wakkert de westenwind
als in het oerbegin:
chaos die duister
en woest nog en leeg
kosmos in luister wordt
wijl die krijgt ingestort
Adem die leeft en beweegt.
Aarde en water:
bepaald en beperkt
los van elkaar
en gescheiden;
maar zo verbonden,
verenigd, verwant.
Beiden geschonden
doch eeuwig bestand
in wisselend getijde
van zee en van zand.