De vroege vogel zingt de morgen open,
dauwdruppels blinken in het prille licht.
Nu wil ik in die frisse wereld lopen,
natuur ontdekken, zonder regel, arbeidsplicht.

De knoppen van de bomen worden groot, zij zwellen
aan tot pril het groene blad verschijnt.
In 't gras bloeien wel honderd nieuwe bloemen. Zij vertellen
dat winterkou in het verleden weer verdwijnt.

Mijn hart ontluikt, De schoonheid om mij heen
verandert mij tot liefde, en de doodse steen
die op mij lag, versmelt, vergaat.

Mijn hart breekt open, lentedag van God
die mij doet uitzien naar een nieuw, een hemels lot,
vertel mij hoe Hij naast mij staat.

Frans den Harder