zes jaar telde mijn leven
toen mijn vader
op een morgen vertelde …
vannacht hebben de duitsers
de buren weggehaald
in mijn beleving
een lieve opa en een oma

kind was ik nog
maar dat simpele bericht was
-na het platgooien van
de binnenstad-
mijn tweede herinnering
aan een wereldoorlog
die vijf jaar duren zou

en door de jaren heen
las ik telkens opnieuw boeken
over onmenselijkheden
in al die kampen
waar onder andere
mensen van Joodse afkomst
naar werden weggevoerd

geschiedenisfeit
wordt werkelijkheid
door een zoektocht
in archieven
wie toch die buren waren
en of er toch nog
nazaten zijn

met schrik en
niet zonder emoties
volg ik de lijnen
door de tijd
en vergelijk
leeftijden en
gezinsomstandigheden

een Joods gezin
met zes volwassen kinderen
drie dochters en drie zonen
kindskinderen
van de oudste dochter
ze benaderen de leeftijd van
mijn eigen nakroost

ik lees
de data van geboorte
huwelijk
de tijd en plaats
van deportatie
hun leeftijd
overlijdens datum
indringend
als ik herlees
de leeftijden van kinderen
van de oudste dochter
de plaatsen
waar zij omgekomen zijn
afschuwelijk stuk geschiedenis

auschwitz en sobibor
en al die andere kampen
krijgen er nu gezichten bij
grootouders in de zeventig
kinderen de veertig gepasseerd
kindskinderen
van twaalf tot twintig jaar

niet zomaar . . .
een gezin
een familie
beschamende les
voor de toekomst
al lijkt het
dat we het nooit leren

laat de God van hemel en aarde
ons leren met elk-ander om te gaan
zoals Hij het heeft bedoeld

“Laat ieder z’n eigen overtuiging eren zonder die van een ander te beledigen”. – citaat Erasmus
Gedicht ontstaan na zoektocht naar nazaten Joodse familie.