Stormen snoeien bomen,
ze worden van dode takken ontdaan,
terwijl, voor het blote oog haast onzichtbaar,
nieuwe knoppen zwellen gaan.

Kale staken staan reikhalzend naar het licht.
Ontkleed van hun lover is er opening en zicht
op hetgeen eerst werd verhuld.

De bomen staan te staan en wachten,
vol levenssap, met engelengeduld,
weten in hun diepste binnenste
opnieuw met voorjaarswarmte
te zullen worden gevuld.

Ten tijde van mijn ziek zijn
zag ik die hoge bomen staan,
wist dat niets écht erg kon wezen,
zolang ik met Gods liefdeswarmte
door die periode wilde blijven gaan.

01.11.2009, CWZ Nijmegen