Zij ligt op bed en staart
naar het plafond,
en zou willen dat ze
eindelijk eens slapen kon.

Zij is klaarwakker en haar
hoofd maakt overuren,
kon ze die gedachten maar
gewoon even wegsturen.

Steeds komen dezelfde
gedachten terug,
was het nu een olifant
of toch maar een mug.

Zij verlangt zo naar rust
in haar hoofd en leven,
zij weet dat maar
Eén dit kan geven.

Hij kan en wil alleen
deze storm bedaren,
maar zij ligt nu naar
het plafond te staren,