als U ons roept
onze tenten op te breken
zegt: hier is mijn hand
nog nooit ben Ik geweken
 
kijk maar vooruit
sla de hand aan de ploeg
want ben Ik het niet
die dit offer van je vroeg
 
mijn Geest gaat mee
op vleugels van de dageraad
tot aan de verste zee
het land waar jij naar gaat
 
heb je verdriet
om wat je moet achterlaten
jouw liefste bezit
Ik zal ze niet verlaten
 
Ik sluit ze in
van achteren en van voren
leg mijn hand op hen
omdat ze mij toebehoren
 
jij gaat niet alleen
ook niet op eigen krachten
kind, Ik doorgrond
en ken immers je gedachten
 
het is een verre reis
maar toch geen eenzaam pad
want je bent op weg
naar mijn volkomen stad