Gebukt, gebogen schouders
onder een loodgrijze hemel,
mijn hart torst onweerswolken,
een lagedrukgebied plet
mijn geest en steeds dezelfde
donderslag: hoe lang?

maar

boven alles uit ziet Hij de
grenzen van de wolken,
ziet ze wegtrekken
naar het oosten,
land van de Morgenster,
waar de zon opkomt.