Verstomd in de stilte
verloren mijn stem.
Kilte en kou
zetten ijzig bevroren
mijn binnenraam klem.

Als Gij daarbuiten
uw adem zendt, zou
Gij op sneeuwwitte ruiten
kristalwoorden uiten
van waarheid en leven
van liefde en trouw.

Dauw die ontdooit
en verzacht alle dingen.
Zult Gij nog ooit
met uw kracht mij omringen
prikkelt uw tinteling
heden en hier?

Schuift door uw vrede
mijn raam op een kier?

Zwichten zal winter
en lente vangt aan:
weer schrijft uw vinger
in witlichte tint een
fragment van mijn naam.