Als ik Uw dierbaar gelaat bekijk,
lees ik daarin geen pijn,
haat noch nijd,
geen ergernis
om al wat U overkomen is,
doch alleen een onuitsprekelijke gelatenheid
en droefheid.
Dan krijg ik een wrang gevoel van binnen
en bedenk
dat Gij ter wille van onze weerspannigheid
werd doorstoken,
hoe Gij
om onze zonden werd gebroken,
voor onze vrede
werd vernederd en gefolterd,
omdat wij als schapen
waren verloren gelopen.
Als een Lam werd Gij
zwijgend en in eenzaamheid
naar de slachtbank geleid.

Ondanks Uw gesloten ogen
lees ik een onmetelijke liefde
als ik Uw dierbaar gelaat bekijk.
Als ik naar Uw doorboorde handen en voeten zie,
voel ik Uw pijn
en lijd.
Als ik dan zo in mezelf zit te treuren
komt Gij bij me
en wist elke traan van lijden en droefenis.
Dan leert Gij mij begrijpen
dat het geven van Uw leven
voor U een vrijwillig zoenoffer is
en dat Uw wonden en striemen
dienen voor onze genezing en lafenis.
Gij leert ons ook verstaan
dat de Wade en het Kruis
niet alleen willen getuigen
van lijden en pijn,
maar vooral, ja vooral
een getuigenis
van Uw opstanding en volmaakte liefde zijn.

Ik denk dat ik nu begrijp
als ik Uw dierbaar gelaat bekijk.

ca. 1995