Soms lijkt het zo mistroostig Heer,
wanneer het grijs en mistig is
met donker, dor en droefenis
de wereld klein en kwetsbaar is,
dan hoop ik op Uw wederkeer.
De wereld lijkt zo koud en kil,
en ik verlang naar warm en stil,
dat alles gaan mag naar Uw wil.

Maar dan weet ik, 'k ben niet alleen.
Al kan geen mens U gadeslaan,
U loopt toch naast mij of vooraan,
U laat mijn hart en ziel verstaan;
die mist is slechts een stil geween,
soms nodig dat je ruimte maakt
en na het huilen blij ontwaakt
je weet wie eindloos met je waakt.

Wanneer jij huilt huil Ik ook mee.
Dan loop ik met een licht're pas,
ik hoor weer dat U bij mij was,
U bent mijn lichtglans, mijn houvast,
We gaan toch altijd met ons twee.
‘t Seizoen ontvouwt zich van dichtbij,
U toont mij kleuren, velerlei,
U schiep door mist iets nieuws in mij.