Een meisje zat in de zandbak te spelen,
ze maakte gebakjes van zand.
Die wilde ze aan haar ouders uitdelen,
ze pakte er één in haar hand.
Dat taartje brak door en ze maakte een vuistje,
beteuterd keek ze er naar.
Tussen haar vingers glipt' 't zand uit haar knuistje
haar taartje lag nu in elkaar.

Beduusd keek het meisje naar het restantje
'Kijk nou, mijn taart is mislukt'
Ze liep naar haar vader met 't halflege handje
en keek een beetje bedrukt.
Pappa zei: 'Kom, ik lust wel een hapje'
en deed toen 'alsof' heel gewoon.
Het meisje lachte heel hard om dat grapje
en maakte haar handje toen schoon.

Soms loopt het leven als zand uit je handen
verlies je op 't leven de grip.
dreig je in je verdriet te verzanden,
en zit je heel diep in een dip.
Je pakt een hand zand en wil dat vast houwen
maar 't glipt door je vijf vingers heen
Je hand is haast leeg en dat kan je benauwen
dan voelt een mens zich alleen.

Maar net als bij 't meisje is er die Vader
Hij pakt jouw halflege hand.
Hij zegt tot jou: 'Kom nu maar nader
Ik neem ook jouw restje  van 't zand'.
Gaat soms de zandtaart van jouw eigen leven
als je het oppakt kapot
Was je hand schoon met het Woord ons gegeven
dat is met de boodschap van God.