Soms dan zit het mensenleven
in een diep en donker gat
Zoek je tastend in het donker
naar een smal begaanbaar pad,
waar je langs naar boven klautert
met veel moeite tree voor tree.
Met de kans om terug te vallen,
En dan sta je weer benee.
 
Je zoekt naarstig naar een uitweg
met de blik omhoog gericht
Soms wanhopig, soms ook angstig
wegen zoekend naar wat licht
Het ‘waarom’ krijgt maar geen antwoord,
en het gat blijft gapend groot.
Je blijft vechten, hopen, bidden.
Je leert bidden  in de nood.
 
Maar de Heer werpt echt geen touwtje
waar je langs naar boven kunt.
Als je dat verwacht van bidden
blijf je op je dieptepunt.
Maar kijk dan een keertje naast je
in het donker aan je zij,
zegt een stem: ‘We klimmen samen’
en voel je de troost dichtbij.
 
Samen klim je dan naar boven,
vallend, opstaand menig keer
Ook al kun je ‘t niet geloven
je klimt samen met de Heer.
Hij is voor geen gat te vangen,
jouw verdriet is Hem bekend
Hij zal jou zelfs  stukken dragen
tot je eenmaal boven bent.