Jaren liep ik in het duister,
had ik God ver weggezet.
Wilde niets meer van Hem weten
niet in Woord en in Gebed.

Terwijl iedereen zei dat U liefde was,
had ik alleen verdriet en pijn.
Ik moest er niet aan denken
om een kind van U te zijn.

U bleef mij echter achtervolgen,
op zoek naar het schaap dat U verloor.
Middels flyers en EB’s was U aanwezig
maar daaraan gaf ik geen gehoor.

Ik vond U een vervelende God,
die mij steeds maar lastig viel.
Mijn leventje was prima,
U denkt toch niet dat ik voor U neerkniel.

Vernietiging kwam in mijn leven,
de duivel bekende eindelijk kleur.
Hij had mij precies waar hij mij wilde hebben,
toch stond God nog voor mijn deur.

De schellen waren mij van de ogen gevallen,
echter was de duivel nog niet klaar.
Hij liet zijn prooi niet zomaar ontsnappen,
ik was nog steeds in groot gevaar.

Jarenlang in twijfel en angst gezeten,
zelfs tot aan het waanzinnige toe.
De duivel zei: ‘God zal wel kwaad op je zijn!’
en ik, ik schaamde me, was laf en moe.

Moegestreden, uitgeput, smeekte ik de Heer:
‘Geeft U mij dan Wijsheid God.
Wijsheid om eindelijk eens het juiste te doen,
dat is alles wat ik wil, in Uw handen leg ik mijn lot’.

Dit is waar God op wachtte,
op de toenadering van mij.
Mij volledig overgaf aan Hem,
God, de engelen en ik zijn blij.

God ik kan U niet genoeg bedanken,
dat U mij nooit in de steek gelaten heeft.
De duivel is verslagen, niet langer duisternis.
Want U alleen bent degeen die licht en leven geeft.