Er zijn zoveel vragen
met eenzaamheid en pijn,
soms zijn de dagen duister
en mist zij zonneschijn.

Toch blijft ze koppig hopen
op hemels morgenlicht,
dat uit de kimme wenkend
spreekt van een vergezicht

waarin verdriet geheeld wordt
en leed is afgedaan.
Het is dit zeker weten
dat haar steeds voort doet gaan.

Dit land van Gods belofte
voedt haar met troost en kracht,
en schenkt haar moed bij wanhoop
als Woord waarop zij wacht.

Al gaat de tocht wat wankel
en lijkt de toekomst ver.
Toch …… in ‘t nacht’lijk duister
reist mee de Morgenster:

’t Geheim - mensen gegeven,
versluierd en verhuld -
wijst haar de Weg ten leven
tot alles is onthuld.