Ik zag Hem levend lopen daar.
Maar tóch geloofde ik mijn ogen niet.
De twijfel laaide op in mij.
Hoe kon het? Hij die ’t leven liet?

Totdat Hij mij Zijn handen gaf.
Ik zag de tekens van Zijn pijn…
De twijfel vloeide weg uit mij.
Zou Hij dan tóch mijn Meester zijn?

Ik riep: Mijn God, wat bent U groot!
Mijn Jezus stierf, maar ‘k zie, Hij lééft!
Uw macht is sterker dan de dood.
U bent het die ons leven geeft!

*

De Heer sprak zacht: Je zag Mij wel,
maar tóch geloofde jij je ogen niet…
Welzalig is de mens die tóch gelooft,

terwijl hij nooit Mijn diepe wonden ziet!