Mijn verstand zegt: ‘God bestaat niet’,
maar ’t gevoel wil daar niet aan.
Daarom zeg ik dat ik twijfel,
twijfel  ik aan Gods bestaan.
Maar bij twijfel mag je hopen,
hopen dat het toch zo is
Houd ik alle opties open
over Gods geheimenis.

Als ik hoop moet ik vertrouwen
anders heeft mijn hoop geen zin
Door dus op mijn hoop te bouwen,
heb ik er vertrouwen in.
Twijfel is op mijn vertrouwen
en mijn hopen gebaseerd,
Zo is twijfel als  ‘geloven’
als je ’t zo beredeneert.

God gaat mijn verstand te boven
maar ik hoop en ik vertrouw,
toch blijft twijfel mijn  ‘geloven’,
hoewel ik het anders wou.
Maar al twijfel ik dit leven
over Gods  aanwezigheid
Eens wordt  twijfel opgeheven,
wordt mijn twijfel zekerheid.

Zal God mij dan begeleiden
naar het onbekende land?
Naar de grazig groene weiden
aan Zijn trouwe Vaderhand?
Zal mijn twijfel  dan verdwijnen?
Die gedachte is me lief
Blijf ik twijfelend geloven,
in dit hoopvol perspectief.