Genietend van de namiddagzon,
op het strand zoveel ik kon.
Lang verwachte vakantiedagen,
zij komen er weer aan.
Lopend langs de waterlijn
tot 's avonds laat wat fijn.

Weldra gaat de zon weer slapen,
haar rode gloed kondigt dit aan.
En als ik vergezeld door U,
ook huiswaarts keer nu.
Slaat U God uw arm over mij heen!
U raakt mijn schouder aan,
toont mij de weg die ik moet gaan.

Ik ga nergens heen zonder Hem,
hoor overal zijn stem.
Hij is er ook op de woelige zee,
vergezelt de vissers keer op keer.
De meeuwen zoeken naar eten,
plots heeft er één, een visje beet.
Ook hun dag kan niet meer stuk,
dat is dan ook puur vogelgeluk.