Zij kwam een poos en zag met open oog
De wereld aan.
Toen is zij heengegaan.
Wij wisten nooit wat haar het meest bewoog.


Soms is het of een kind 
Verdwaald is naar dit leven.
Het gaat alsof het zich bezint,
En denkt: waar is mijn vroegre huis gebleven?
Wie weet of ik het straks niet vind.


Soms schijnt het bij zijn komst alreeds volgroeid.
Gelijk een zoete vrucht.
Beweegt het schommlend door de voorjaarslucht.
De huid is warm, die een rijp bloed doorvloeit.
Het sterft, zo weinig nog vermoeid?
Maar 't raadsel dat het in zich sloot
Was de nabije dood.


Gevallen in de chaos als een vonk,
Heeft haar gestalte ons kort bekoord.
Een vonk - die weer verslonk.
Nu tasten wij naar verf en woord
En voeden onze herinnering
Met een gedicht of tekening.
Albert Verwey