Lieve Martijn, zoals ik jou zag: Jij
stil en zo vredig in mijn armen lag
Zo gaaf, perfect haast, zo sereen
Een tweede jij, zo was er geen
Je handjes, je voetjes, al zo teer
Hoe vurig bad mijn hart de Heer?
Om niet te nemen wat hij schonk
Ik wist dat het tot hem doorklonk
Maar toch..., moest ik je laten gaan
Het heeft mij eindeloos pijn gedaan.
Was het de toorn, of straf van God?
Neen..., het was ons lot.

Mooie bloemen pluk je niet,
Maar het lot kan niet lezen.

Auteurs: Ellen Bekker Jongeneel & Wil Breuker, december 2007