Hoog in ’t topje van de bomen
zingt de merel blij zijn lied.
Roept ons op uit onze dromen.
Wekt ons: kom mens en geniet!
Op die mooie lentemorgen
bij de eerste zonnestraal
dankt hij U voor al Uw zorgen
in zijn eigen vogeltaal.
 
Heel de schepping komt tot leven.
Musjes, duiven en een haan
gaan die merel antwoord geven.
Heffen ook hun loflied aan.
Roepen ons op mee te danken
voor de nieuw begonnen dag;
voor de eerste zonnestralen,
voor de eerste kinderlach.
 
Zachtjes zingend ga je opstaan;
schuif je je gordijn opzij.
Jubel van die vogelkoren
maakt jou ook van binnen blij.
Zend je loflied naar de hemel –
achterblijven  kun je niet.
Ik denk dat God soms wel glimlacht
Als Hij zó Zijn schepping ziet.