Ik herinner zomeravonden uit vroeger dagen,
ze leken lang, er kwam geen einde aan.
De warmte, op de zolder haast niet te verdragen,
toch moest ik al naar bed toe gaan.
De mensen stonden buiten met elkaar te praten,
't ging over zomer en 't gewas dat groeit.
Ik kon niet slapen, voelde me zo warm, verlaten.
Waarom moest ik naar bed als alles bloeit?

In de verte maaide iemand nog het gras,
zo met een ratelende rolmachien.
Ik weet nog goed hoe warm het was.
vanuit het dakraam zag ik iets misschien.
Ik fantaseerde over al de mooie bloemen
die ik plukken zou daar op de dijk.
Ik dacht aan al die bijen die nu zoemen,
en, opa is imker en die wordt dan rijk.

De zon ging zachtjes richting horizon.
't Werd al wat stiller op de straat daar buiten.
O 'k wilde dat ik nu maar slapen kon,
maar in de verte hoorde ik nog vogels fluiten.
De zomer bloeide verder in mijn dromen,
van alles dat zo vreedzaam anders was.
Als kind leek er geen einde aan te komen.
Toch bloeien er nog madeliefjes in het gras.

O lange warme zomer, kindertijd,
deze herinnering raak ik nooit kwijt.