Lukas wil een reis gaan maken
Over velden langs de zee
Door de steden en het woud
Op avontuur, hoezee
 
Het eerst ziet hij een wilde kat
Een tijger op een veld
Hij stopt het beestje in een kooi
Hij had het neer geveld
 
Zijn reis brengt hem in de woestijn
De zon schijnt heet en lang
Daar ligt onbeweeg’lijk stil
Een Grote ratelslang
 
Lukas grijpt het bij z’n kop
En worstelt het in knoop
Zodat het dier niet langer nog
Hem voor de voeten loopt
 
Voor hem rijst een hoge berg
Onbedwingbaar zo het schijnt
Hij klimt en klautert naar de top
De vaste grond verdwijnt
 
Boven kijkt hij om zich heen
hoe hoog zou dit wel zijn
Het duizelt hem, hij glijdt pardoes
De berg af in ’t ravijn
 
Met een hele grote plons
Belandt hij in het in het meer
Wat een tochtje was me dat
Hij wil nog wel een keer
 
Hij sjort zichzelf vlug op de kant
Daar staat hij, kledder nat
Moeder grijpt hem in zijn kraag
“naar binnen en in bad!”
 
Het bad verandert in een zee
Het stormt, de golven slaan
Menig bootje kapseist er
Om daarna te vergaan
 
Moeder komt de badcel in
De zeeman krijgt een zoen
Kom piraatje,  kleertjes aan
Er is nog veel te doen
 
De tuin lijkt wel een woestenij
De zandbak is haast leeg
En zorg dat je die moddervoeten
Van ‘t bordes af veegt
 
De tuinslang moet weer opgerold
De kat weer uit de schuur
Zie ook dit maar, jongeman
Als een avontuur