Rijk
avontuur
in avonduur.
Zonsondergang,
lopen over strand,
vloedlijns harde rand  
tussen duinen en zee.
Oren horen, ogen zien.
Neus en mond ruiken,
proeven bitter zilt zout.
Heel het lijf vol voelen,
gevuld met het gebulder
van de golven en storm,
uitgaand boven fluisterend
ritselen: duingras in beweging.

Kolkende kolken koken, 
wervelen, zuigen,
onderste stenen 
komen boven,
zichtbaar
donker.

Vogelvleugels 
klappen in brallende
bulderstorm dicht tot
stil silhouet, overlevend.
Vleugelfluisteren van de
vliesvleugeligen verstomt;
stil landend op trillende takken,
die fel zwiepend buigen in zware,
gierende, fluitende, brullende wind.

Vernietigende golfslagen
slaan zanden weg,
water vertroebelt,
ziedt vuilbruin,
zicht erin
mist.

Donker wordt de zee,
donker ook het duinzand,
door striemende stralen
van regen, van hagel.

Donker dondert het in de verte,
donker wordt de rode lucht,
donker galmt de kerkklok
twaalf sonore slagen:
de nacht valt.

29.06.2006