de ligusterhaag kort geknipt
de populieren op een rij
de doden zij aan zij

de ijzeren ingangspoort
het loodzware hek
aan kettingen vastgelegd

de brede hoofdingang
de oude zerken gerestaureerd
Of verlaten en verweerd

de kapel gewijd aan Jezus' lijden
achter een gesloten traliehek
zijn bloemen voor het kruis gezet

het gazon dor en bruin
de zieke zomerblaren uitgespreid
als een vroeg herfsttapijt

de reuze lindebomen
met knoestige schors
buigen meewarig over al dat mors*

de najaarswind speels en mild
Zingt zacht de namen
van zij die nimmermeer ontwaken.

*Mors : van het latijn betekent “dood".