Een heel lang leven was haar deel,        
van vier en negentig jaren.
Verdriet en vreugde, evenveel
was hier haar wedervaren.

Zij kwam ter wereld in een oord,
waar z’ altijd is gebleven.
Geen ander huis heeft haar bekoord,
waarin zij wilde leven.

Het ouderhuis bleef zij getrouw,
met moeder, broers erbij.
Ze was een ferme, blije vrouw,
voor menigéén gastvrij.

Ze trouwde, kreeg zés kinderen,
het huis werd haast te klein.
Maar dat kon haar niet hinderen,
zij sprak steeds:  ‘Híer is ’t fijn!‘  

Iedereen is,  -hoe dan ook-
haar voorgegaan uit ’t huis.
Maar zíj bleef tot haar laatste dag,
toen kwam zij écht pas Thuis ! 

Hebreeën 13:14 en Johannes 14:2a.