Hij ging elke dag
naar zijn vrouw in 't verpleeghuis,
ze was al veel jaren dement.
Hij moest accepteren;
't ging niet langer thuis.
Hij werd niet meer door haar herkend.
Hij had in zijn hart
van haar afscheid genomen.
Toch bezocht hij haar trouw.
Hij vond het zijn plicht
op bezoek steeds te komen,
want het bleef toch zijn vrouw.

Vannacht is zijn vrouw
in haar slaap overleden.
Een tweede keer afscheid van haar.
Hij wist: 'Het was goed',
maar 't voelde toch anders.
Twee keer afscheid is zwaar.
Zij lag opgebaard
en hij keek in haar kistje.
Daar lag zijn liefde, zijn vrouw
Hij stamelde zacht;
'Lieve schat, o ik mis je
ik hield altijd  heel veel van jou.'

Toen ging hij naar huis
met een tas, met haar spullen.
gebroken, eenzaam, alleen.
Het gat in zijn leven
leek niet meer te vullen,
want hij kon nergens meer heen.
Hij pakte de tas uit
en vond toen een briefje,
het handschrift was van zijn vrouw.
'Als je dit leest,
dan weet je mijn liefje
dat ik bij God wacht op jou.'

Hij heeft diep ontroerd
vaak dat briefje gelezen.
Het troostte hem iedere keer.
Voor hem had het briefje
heel duid'lijk bewezen:
'Mijn vrouw is voorgoed bij de Heer.'
Twee keer had hij
van haar afscheid genomen.
Twee keer was dat heel  zwaar.
Maar eens op een dag
zal hij weer bij haar  komen,
dan gaan ze nooit meer uit elkaar.