Wij malen behoedzaam
zijn woorden
in onze monden,
proeven dat Hij
bij ons binnenkomt,
kauwen dit stukje brood,
breken elke vezel,
zodat het voedsel
voor ons wordt.

Wij nippen van de
bittere wijn,
die Hij voor ons
heeft zoet gemaakt,
Kana opnieuw,
drinken van
deze wijn,
door ons lichaam
opgenomen en
stromend door
ons bloed.

Wij eten en drinken
en denken en danken
aan deze tafel,
staan op en
gaan van hier;
zijn gebroken,
uitgegoten leven
in ons;
manna en water
in de woestijn.