Soms is het mistig in je leven,
't zonlicht komt er niet doorheen.
Heel geen vreugde in 't  beleven,
lang geleden dat de zon eens scheen.
In de stilte van de dagen
zoek je naar wat evenwicht.
Blijf je in het hart steeds vragen:
'Wanneer zie ik weer wat licht?'.

Ik ken de pijn, de vele vragen,
hoop maar dat het beter wordt.
'k zou je verder willen dragen,
maar mijn armen zijn te kort.
Ik ken je eenzaamheid, je hopen,
zoekend naar het licht, de dag.
Iemand die eens bij je aan komt lopen,
je zal begroeten met een lach.

Ik bid: "Heer laat de zon weer komen,
zie de mens met droef gezicht.
Zodat de vreugde weer zal stromen
voor het nieuwe open evenwicht.
Leid de weg naar licht en leven
van de mens in de verlatenheid.
Uw zonlicht kan weer bloei gaan geven
in een eenzame en aardse strijd.

'Heer wil in de mens verschijnen
die een ander ziet in eenzaamheid.
De mist zal dan voorgoed verdwijnen
in de moeilijke en aardse strijd.'