Blind volk, dat spreekt over de vruchten aanzien,
dat bomen meent te herkennen aan hun vruchten,
en - net als de Here, de Enige tot oordeel bevoegd -
wel lijkt te denken dat ze bomen met schijnvruchten
 mogen vervloeken, zelfs rigoureus verwijderen.
 
Blind volk, dat spreekt van slechte bomen
wanneer er in een seizoen bomen vol hangen
met al vóór de tijd van rijping verrotte vruchten,
omgeven door valfruit, vergeven van vliegen, wespen.
Vorst, regentijd, hitte, droogte en verwoestijning
droegen aan dat vóór de oogsttijd rot fruit bij.
 
Blind, dom volk: beoordeel de boom niet
naar diens vruchten en opbrengst vanwege
één seizoen, maar naar een rééks van seizoenen.

Blind volk, open je ogen en zie op Hém:
Jezus Zelf gaf op Zijn weg door dit ondermaanse
een verdorde boom - die moest worden omgehakt
volgens degenen die uitzagen naar de oogst
en niet langer wilden afwachten, omdat 
vruchten uitbleven - nog een kans!
 
Blind volk: je ziet rotte appelen in de mand,
maar niet hoe íedere vrucht op de schaal
vol rotte plekken zit, noten voos blijken,
citrusvruchten zonder sap zijn.
 
Blind volk: als de Heer van de oogst
de oogst komt binnenhalen, dan zal Hij
bij iederéén het kaf van het koren scheiden.
 
Blind volk dat niet ziet dat de Vader
steeds opnieuw, met grenzeloze liefde
en met Zijn oeverloos engelengeduld,
de wederkomst van zijn Zoon uitstelt
tot Hij rijke oogst vindt aan bomen
die tijdens wisselende seizoenen
meestal teleurstellende oogst
hebben voortgebracht.
 
Meen niet met Gods ogen te kunnen zien
wie vrucht draagt, wie niet, welke vruchten
Hem welgevallig zullen zijn, en welke niet,
want de mens toch ziet slechts wat voor ogen is,
maar De Here God, en Hij alleen, ziet het hart aan!
 
7 oktober 2007 1 Sam. 7b | Mat. 7:1-5 | Mattheüs 12:33-37 | Lucas 13:6-9 | 2 Petrus 3:9