vingers knepen ze dicht
scheurden, krasten
schimmen steelden het licht
wolken plasten
maar lesten geen dorst
droge moeder, lege borst


kroontjes krijsten van pijn
bleekten, beefden
hoofden veinsden te fijn
harten leefden
amper : wie het langst
met kille liefde, koude angst


zo verkrankte 't kind
geplukt, gepluist
slechts ten dele bemind
te vaak verguisd


in elke mens schuilt
-verrafeld - een bloem die huilt


toen leegde Liefde haar leven
lijdend, lokkend
wil graag genezing geven
aan wie daar mokkend
verstopt zit in de mens :
dat kind - verslenst.

© L. Steenberghs 


1 juni 2006