Er breekt een storm los in mijn ziel
wanneer Gods woorden spreken.
Hij is ons zo nabij gebleken
dat niemand Hem uit handen viel.

Het is de storm van blij geloven,
een juichkreet uit mijn mond
dat ik het Woord verstond
en Hij ons leidt van boven.

Als dan de storm weer in mij dooft,
dan komt het fluist’ren van de wind,
zien wij Gods vriendelijke ogen.

Dan zing ik fluist’rend: ik geloof
en wordt mijn lied zoals een kind,
dat zoekt naar warmte, mededogen.