Wij lopen langzaam langs de weg
en vogels slapen in de bomen
en wand’lend hoor je wat ik zeg,
dat dromen mogen komen.

Wij wachten op de trouwe tijd,
de hand van God, ’t beloofde wonder,
dat Hij ons schenkt Zijn eeuwigheid,
dan worden dromen zo bijzonder.